Vondelingen in het vondelingenluik

Dit weekend was ik met vriendinnen in Antwerpen. Zoals iedereen weet is Antwerpen een mekka voor bierdrinkers, shoppers en cultuurliefhebbers, maar het is ook de stad van het vondelingenluik. Het was vast geen toeval dat we er om de hoek logeerden.

Op de gevel van de Helmstraat 93 hangt een geel bord met de tekst ‘Moeders Mozes Mandje’. Het vondelingenluik wordt ook wel vondelingenschuif genoemd, wat ik minder prettig vind  klinken, alsof het om etenswaren gaat die naar binnen of naar buiten worden geschoven. De entourage rondom het luik is anders dan ik me had voorgesteld. Ik dacht dat het zich zou bevinden in een donker steegje aan de voet van een kerk. Een houten kribbe ingemetseld in de flanken van een kapelletje in één van de zijbeuken, zoiets. De praktijk is echter minder prozaïsch. De Helmstraat is een vrij drukke, doorgaande weg en de deur waarachter het luik schuilgaat is wit en van kunststof.

In licht zenuwachtige opwinding duwen we de deur open, waarop een paar verdiepingen hoger meteen een oudere dame haar hoofd uit het raam steekt met de vraag of we voor het vondelingenluik komen. Blijkbaar is ergens in het pand een stil alarm afgegaan. Wij roepen iets onduidelijks over een boek en zij roept terug dat ze naar beneden komt. Intussen staan we met zijn allen in het kleine halletje waar zich het luik bevindt. Wanneer de vrouw van boven zich bij ons heeft gevoegd gebaart ze dat we aan de witte klep in de muur mogen trekken. Op het moment dat we dat doen gaat er een loeiend alarm af, we schrikken allemaal. Onder begeleiding van de sirene legt de vrouw uit hoe het luik werkt. Dat degene die de vondeling komt brengen de envelop die op de klep geplakt zit moet meenemen omdat zich daarin de helft van een kaart bevindt waarmee ze later kan bewijzen moeder van de vondeling te zijn, mocht ze zich bedenken. De vondeling zal de andere helft van de kaart meekrijgen. We knikken dat we het begrijpen.

Ik mag mijn boek in het nisje leggen en er een foto van maken. De vrouw vertelt dat ze een paar maanden geleden voor het eerst een vondeling in handen heeft gehad. De baby werd haar voor het luik op straat in handen gedrukt; baby Adriaan. De Belgische kranten stonden er vol van. Het jongetje is gezond en wel aan een pleeggezin overgedragen. “Ik heb hem 10 minuten in mijn armen gehouden en hem zoveel liefde gegeven als ik kon. ‘Daar ga je, jongen’ zei ik toen ik hem weer overdroeg,” zegt de vrouw.

’s Avonds bij het eten word ik geraakt door een tekst die ik, niet geheel toevallig, onder ogen krijg. Het is een gedicht van Joke van Leeuwen, nota bene stadsdichter van Antwerpen van 2008 tot 2010.

Vondeling
Iemand is altijd
uit iemand, ergens

Legt zich te vondeling,
Zegt; raap maar op, kleed maar aan
geef maar naam

En is al aangeraakt
En is al rondgedragen